Heeft u een vraag over het Commissariaat voor de Media? Kijk hieronder of u een antwoord vindt. Staat uw vraag er niet tussen? Stel hem dan hier.
Als lokale omroep willen wij videomateriaal dat we hebben geproduceerd voor een eigen programma, verkopen aan een derde. Mag dat?
Het verkopen van materiaal is een nevenactiviteit van de omroep en mag alleen als de activiteit voldoet aan de eisen van de Mediawet en vooraf is goedgekeurd door het Commissariaat. Om die goedkeuring te vragen moeten lokale en regionale omroepen nevenactiviteiten aanmelden.
Bij veel radio- en televisie-uitzendingen klinkt hinderlijke achtergrondmuziek. Kunt u daar niet iets aan doen?
Het Commissariaat voor de Media kan niet verhinderen dat omroepen tijdens hun uitzendingen muziek op de achtergrond laten afspelen. In de Mediawet 2008 staat dat omroepen zelf verantwoordelijk zijn voor de vorm en de inhoud van hun programma’s. Zij bepalen dus ook zelf of ze op de achtergrond muziek laten horen. Het Commissariaat voor de Media kan alleen optreden als omroepen mediawettelijke regels overtreden. Bijvoorbeeld de regels voor het uitzenden van reclame of de regels voor het laten sponsoren van programma’s.
Bij wie kan ik een klacht indienen over een programma?
In eerste instantie bij de omroep die het programma heeft uitgezonden. Omroepinstellingen bepalen zelf de vorm en inhoud van hun programma’s en zijn verantwoordelijk voor hetgeen in hun zendtijd wordt uitgezonden. Het Commissariaat heeft geen directe bemoeienis met de keuze en inhoud van radio- en tv-programma’s. Binnen de gegeven wettelijke kaders zijn omroepen vrij om uit te zenden wat zij willen.
Als u vindt dat een programma (met bijvoorbeeld veel seks of geweld op een relatief vroeg uitzendtijdstip) schadelijk is voor jongeren onder de zestien jaar, kunt u een klacht indienen bij de onafhankelijke klachtencommissie van het NICAM (Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media). Het NICAM is de initiërende en coördinerende instelling voor de Kijkwijzer, het classificatiesysteem voor televisie, videotheken en bioscopen.
Er komt steeds meer pulp op de televisie. Kunt u daar iets aan doen?
Op grond van artikel 2.88 van de Mediawet 2008 bepalen omroepen zelf de vorm en inhoud van hun programma’s. Zij zijn daar ook zelf verantwoordelijk voor. Het Commissariaat voor de Media heeft dus geen inhoudelijke bemoeienis met de programmering, en kan alleen optreden als omroepen mediawettelijke regels overtreden. Bijvoorbeeld de regels voor het uitzenden van reclame of de regels voor het laten sponsoren van programma’s. Wat uw klacht betreft, kunt u zich het beste tot de verantwoordelijke omroep wenden.
Ik hoor slecht en ben dus afhankelijk van ondertiteling op teletekstpagina 888. Nu gaat de ondertiteling niet altijd gelijk op met de spreker. Hopelijk kunt u hier iets aan doen.
De landelijke publieke omroepen moet zorgen voor ondertiteling van 95% van alle Nederlandstalige programma’s. De commerciële omroepen moeten minstens de helft van de Nederlandse programma’s ondertitelen. Het Commissariaat controleert of de omroepen dit inderdaad doen. Met de technische of taalkundige kwaliteit van de ondertiteling heeft het Commissariaat geen bemoeienis. Daarvoor zijn de omroepen zelf volledig verantwoordelijk. Uw klacht kunt u daarom het beste tot hen richten.
Ik stoor mij aan de vele vooraankondigingen tijdens tv-uitzendingen, vooral bij speelfilms. Kan dat zomaar?
De door commerciële omroepen uitgezonden ‘promo’s’ en vooraankondigingen van toekomstige programma’s zijn wettelijk toegestaan. Dit is in lijn met Europese regelgeving: dergelijke uitingen worden niet als reclame, maar als onderdeel van het programma beschouwd. Dat betekent ook dat dit soort vermeldingen – anders dan bij ‘echte’ reclameboodschappen – niet van de overige programma’s afgescheiden hoeven te zijn. Dat kan ertoe leiden dat er opeens ‘pop ups’ of andersoortige vooraankondigingen tijdens de uitzending van een tv-programma – bijvoorbeeld tijdens een speelfilm – in beeld komen. Dit kan als irritant worden ervaren. Het is echter de omroep of zender die verantwoordelijk is voor de vorm en inhoud van de programma’s.
Kan het Commissariaat vooraf kijken of een programma voldoet aan de Mediawet?
Nee. Het toezicht is altijd achteraf. Toezicht vooraf is op grond van de Mediawet verboden. Soms vragen programmamakers – of televisieproducenten – of programma-ideeën die zij willen realiseren strijd kunnen opleveren met de Mediawet 2008. Het Commissariaat zal zich bij dit soort vragen terughoudend opstellen. Er zal hooguit nadere toelichting op de wettelijke regels worden gegeven, echter nooit toestemming of afkeuring vooraf. Bij twijfel over het al dan niet – mediawettelijk – toelaatbare karakter van programmaconcepten, wordt aangeraden dit te bespreken met de verantwoordelijke omroepinstelling(en). Omroepen zijn en blijven namelijk verantwoordelijk voor wat zij uitzenden. Het zijn ook de omroepen die door het Commissariaat worden aangesproken op eventuele overtredingen van de Mediawet, niet de programmamakers zelf.
Kan ik zelf een omroep beginnen?
Ja, maar wel onder strikte voorwaarden. Wie als particulier een eigen omroep wil starten, kan bij het Commissariaat een aanvraag voor een ‘commerciële omroepdienst‘ indienen. Informatie over de aanvraagprocedure en de eisen waaraan de omroep moet voldoen, staan in onze brochure Commerciële omroepdiensten.
De aanduiding ‘commercieel’ hoeft niet te betekenen dat de omroepinstelling gericht moet zijn op het maken van winst of dat het programma reclameboodschappen moet bevatten. Naast ‘publieke omroep’ kent de Mediawet enkel ‘commerciële omroep’ als andere vorm van omroep. Overigens: het Commissariaat gaat niet over de etherfrequenties; daarvoor is het Agentschap Telecom de aangewezen instantie.
Mag in programma's zomaar propaganda worden gemaakt voor een politieke partij?
In tegenstelling tot sommige ons omringende landen kent de Nederlandse wet geen regels voor politiek getinte informatie in radio- en televisieprogramma’s. Wij kennen wel aparte zendtijd voor politieke partijen, maar dat neemt niet weg dat ook in andere programma’s politieke onderwerpen aan de orde kunnen komen.
Mijn kabelmaatschappij heeft ineens één van mijn favoriete zenders verwijderd. Kan dat zomaar?
De kabelmaatschappijen hebben een relatief grote vrijheid om bepaalde zenders wel of niet door te geven. Wel moeten ze, op grond van de Mediawet 2008, de zogeheten must carry-zenders altijd doorgeven. Die zenders zijn Nederland 1, 2 en 3, de lokale en regionale publieke omroepen en twee Vlaamse publieke zenders. Op de radio zijn de doorgifte van Radio 1 tot en met 5 verplicht. Hierbij komen nog de regionale en lokale radiozenders en twee Nederlandstalige Belgische (Vlaamse) VRT-radiozenders.
Mijn kinderen kijken steeds vaker naar video's en films op internet. Bestaat er enige controle op wat daar te zien is?
In de Mediawet staan inderdaad sinds een paar jaar regels voor online video’s of, in officiële termen: commerciële mediadiensten op aanvraag. De regels gelden voor bijvoorbeeld online videotheken en aanbieders van uitzending-gemist-diensten. Diensten dus die min of meer lijken op televisie. Zij moeten zich bij het Commissariaat aanmelden. Het Commissariaat kan vervolgens controleren of zij zich met hun videoaanbod houden aan de regels op het gebied van reclame, sponsoring en de bescherming van minderjarigen.
Regelmatig wordt vroeg op de avond op tv, als mijn kinderen kijken, grove taal gebruikt en komen beelden met seks en geweld voorbij. Wilt u ervoor zorgen dat dit niet meer gebeurt?
Klachten over uitzendtijden van materiaal dat mogelijk schadelijk is voor kinderen, kunt u indienen bij Kijkwijzer. Dit instituut beoordeelt of de beelden al dan niet te vroeg zijn uitgezonden en kan de omroep daarop aanspreken. Kijkwijzer baseert zich op een indeling van beeldmateriaal naar mogelijke schadelijkheid voor bepaalde leeftijdscategorieën. Die indeling bepaalt het tijdstip van uitzending. Daarbij geldt onder andere dat programma’s die mogelijk schadelijk zijn voor jongeren onder de 12, respectievelijk 16 jaar niet vóór 20.00 uur respectievelijk 22.00 uur worden uitgezonden.
Televisieprogramma's beginnen niet altijd op het aangekondigde tijdstip. Wie kan ik daarop aanspreken?
De Mediawet kent geen bepalingen of richtlijnen met betrekking tot de aanvangstijdstippen van programma’s. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de omroepen zelf.
Voor een goed doel willen we in ons dorp tijdelijk een radioprogramma uitzenden op de FM-band. Kan ik dat bij het Commissariaat regelen?
U kunt bij het Commissariaat toestemming vragen. Een radioprogramma ter ondersteuning van een evenement, zoals in uw geval een actie voor een goed doel, noemen wij een evenementenzender. Zo’n zender is in een beperkt gebied of gedurende een beperkte periode actief. Na ontvangst van uw aanvraag toetst het Commissariaat of het daadwerkelijk gaat om een radioprogramma voor een bijzonder doel. Binnen vier weken hoort u of u een uitzendvergunning krijgt. Zo ja, dan kun u vervolgens bij het Agentschap Telecom frequentieruimte vragen voor de duur van het evenement.
Waar vind ik een overzicht met alle lokale, regionale en landelijke omroepen?
Dat staat onderaan de ‘Besluiten’ pagina, onder het kopje ‘Registers’.
Hier vindt u overzichten van alle publieke en commerciële media-instellingen. Na het downloaden van het XLS-bestand zijn er verschillende werkbladen voor lokale, regionale en landelijke publieke media-instellingen, respectievelijk de commerciële omroepdiensten en de commerciële mediadiensten op aanvraag (VoD)
Waarom is er op tv nooit aandacht voor korfbal? Dat is toch ook een prachtige sport, waaraan veel mensen plezier beleven?
De beslissing om aandacht te besteden aan een bepaald onderwerp, is een redactionele, programma-inhoudelijke keuze van de omroep. In de Mediawet 2008 staat dat omroepen zelf de vorm en de inhoud van hun aanbod bepalen en daarvoor verantwoordelijk zijn. Het Commissariaat bemoeit zich dan ook niet met de inhoud van programma’s.
Wat houdt de bewaarplicht voor media-instellingen in?
De bewaarplicht is geregeld in artikel 7.18 Mediawet. Dit wetsartikel bepaalt dat alle publieke en commerciële media-instellingen, almede politieke partijen en de overheid gedurende twee weken na de uitzending opnamen bewaren van het door hen verzorgde programma-aanbod en deze desgevraagd ter beschikking stellen van het Commissariaat.
De bewaarplicht van twee weken geldt voor het gehele programma-aanbod: radio, televisie, kabelkrant etc. Het programma-aanbod dient over de gehele zendtijd te worden vastgelegd, dus ook herhalingen en een raamprogramma vallen onder de bewaarplicht.
Opnamekwaliteit
Voor het uitvoeren van controles door het Commissariaat is het van groot belang dat de opnamen een goede kwaliteit hebben. De norm is dat de opnamen net zo bekeken en beluisterd moeten kunnen als de uitzending zelf. Logo’s, toegevoegde teksten en ondertiteling moeten herkenbaar en leesbaar zijn, het aantal frames per seconde moet gelijk zijn aan de oorspronkelijke uitzending en het geluid moet goed zijn qua niveau, bandbreedte, etc.
Uitzendinformatie
Voor het Commissariaat is niet altijd goed vast te stellen waar en wanneer een programma is uitgezonden. Dat kan door aanvullende informatie duidelijk worden gemaakt, bijvoorbeeld door het in beeld mee opnemen van datum en tijd van uitzending. Ook mag de media-instelling dit door middel van loglijsten of overzichten inzichtelijk maken. Er moet in ieder geval een duidelijke relatie liggen tussen het aangeleverde materiaal en deze overzichten. De media instelling dient ook aan te geven via welke platforms (kabel, ether, satelliet, etc.) het media-aanbod is verspreid.
Digitale opnames
In de praktijk van de afgelopen jaren is herhaaldelijk gebleken dat de door media-instellingen verstrekte opnamen van onvoldoende kwaliteit zijn waardoor beoordeling door het Commissariaat niet of nauwelijks mogelijk is. Dit leidt er toe dat de media-instelling niet voldoet aan de bewaarplicht en het gerede risico loopt dat een sanctieprocedure voor het niet nakomen van de bewaarplicht wordt gestart.
Het Commissariaat beveelt media-instellingen dan ook aan opnamen digitaal te bewaren. De volgende minimale kwaliteitseisen zorgen er voor dat de kwaliteit van de opnamen op een goed niveau ligt mits het aangeleverde signaal goed is.
Minimale kwaliteitseisen video-opnamen:
Beeldformaat: half pal format (384 x 288)
Beeldverhouding: 4:3 of 16:9
Framerate: 25 frames per seconde
Audio: zie minimale kwaliteitseisen audio-opnamen
Codecs: WMV, MPEG-1, MPEG-2, MPEG-4 (H.264), Real .
Bitrate: 1024 kbps
Minimale kwaliteitseisen audio-opnamen:
Samplerate: 32 kHz
Bitdiepte: 16 bits
Codecs: MP3 (MPEG-1, layer III) WMV en Real
Bitrate: 64 kbps (mono), 128 kbps (stereo)
Aanleveren opnamen
Het aanleveren van beeld- en geluidsmateriaal is toegestaan door middel van CD-ROM, DVD-ROM, USB memory stick en portable harddisk met USB 2 of Firewire IEEE 1394 aansluiting.
De codecs die geaccepteerd worden zijn MP3, WMV, Real, MPEG-1, MPEG-2 en MPEG-4.
De bestandsnamen dienen het begin van de opname uit te drukken en bestaan uit: jaartal, maand, dag, uur, minuut en seconden gevolgd door de extensie van het gebruikte filetype, bijvoorbeeld: 20071114010000.mpg.
Elke beeld- en geluidsdrager wordt gelabeld met de naam van de media-instelling, programmakanaal, uitzenddatum en tijd.
Het Commissariaat ontvangt de opgevraagde opnamen bij voorkeur als één-uursbestanden.
Analoge opnamen
Het Commissariaat accepteert analoge beeld- en geluidsopnamen naast de bovengenoemde digitale formaten.
Analoge opnamen die geaccepteerd worden zijn VHS-video (opgenomen op een standaard VHS-videorecorder), Super VHS en Timelapse (opgenomen op een Timelapse systeem zonder interval) én geluidsopnamen op muziek cassette, minidisc en DAT). De datum- en tijdcode moeten nauwkeurig zijn ingesteld en worden opgenomen in beeld. De beeld- of geluidsdrager dient te worden gelabeld met de naam van de media-instelling, uitzenddatum en tijd.
Het aanleveren van opnamen op afwijkende systemen is in uitzonderingsgevallen toegestaan en alleen als wordt voldaan aan de geldende kwaliteitsnorm. Het Commissariaat kan verlangen dat een afspeelapparaat wordt meegestuurd.
Controleer vooraf!
Het Commissariaat constateert soms dat opnamen niet compleet zijn of van een dermate slechte kwaliteit dat (volledige) controle niet kan plaats vinden. Ten aanzien van alle opnamen dienen de media-instellingen vóór het verzenden te controleren of de opnamekwaliteit voldoet aan de door het Commissariaat gestelde eisen. De media-instelling wordt met klem aanbevolen periodieke kwaliteitscontroles uit te voeren zodat -indien nodig- tijdig aanpassingen aan de opnamekwaliteit kunnen worden gedaan. Dit kan sancties voor het niet nakomen van de bewaarplicht voorkomen.
Wij willen met een aantal vrijwilligers een lokale omroep beginnen. Er is al een omroep, maar wij vinden dat het beter kan. Komen wij in aanmerking voor een uitzendvergunning?
Voor de verzorging van het publieke media-aanbod in Nederlandse gemeenten wijst het Commissariaat lokale media-instellingen aan. Voor elke gemeente krijgt slechts één instelling een uitzendvergunning, die geldt voor een periode van vijf jaar. Een aanvraag voor een aansluitende periode moet zes maanden voor het verlopen van het aanwijzingsbesluit worden ingediend. Dat is het moment dat ook andere partijen een vergunning kunnen aanvragen. Als op zo’n moment meerdere aanvragers aan de voorwaarden voldoen, dan is het gemeentebestuur verplicht het samengaan van die instellingen te bevorderen. Als het gemeentebestuur daarin niet slaagt, wijst het Commissariaat één van de instellingen aan. Bij zijn besluit houdt het Commissariaat rekening met de voorkeur van de gemeenteraad en let het op alle factoren die voor het functioneren van de media-instelling van belang zijn.
Zijn hoorzittingen bij het Commissariaat openbaar?
Om de naleving van de regels te bevorderen, kan het Commissariaat boetes opleggen, een last onder dwangsom opleggen, zendtijd verminderen of intrekken, een uitzendvergunning intrekken of bevoorschotting opschorten. Voordat het Commissariaat overgaat tot bestuursrechtelijke handhaving, maakt het zijn voornemen daartoe doorgaans bekend aan betrokkenen. Die krijgen vervolgens in een hoorzitting gelegenheid hun visie op de zaak te geven, waarna het Commissariaat een besluit neemt. De hoorzittingen zijn in beginsel openbaar, en kunnen vanaf de ‘publieke tribune’ worden gevolgd.
Aanbieders van commerciële mediadiensten op aanvraag (video on demand)
Beschouwt het Commissariaat lineaire uitzendingen ("live streams") die alleen via internet worden aangeboden als commerciële mediadienst op aanvraag?
Nee, deze beschouwt het Commissariaat niet als commerciële mediadienst op aanvraag, maar als omroepdienst.
Heeft de fysieke vestiging van de server waarvandaan de videocontent van een mediadienst op aanvraag wordt ontsloten invloed op de vaststelling welke lidstaat toezichtbevoegd is?
In artikel 2 van de Europese Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten is uitgewerkt hoe de bevoegdheid bepaald wordt. Hierbij zijn de plaats van het hoofdkantoor en de plaats waar de redactionele besluiten worden genomen, leidend. Als deze onderdelen niet in dezelfde lidstaat zijn, worden andere aspecten meegewogen. De fysieke vestiging van de server van de videocontent speelt hierbij geen rol.
Hoe beoordeelt het Commissariaat de redactionele verantwoordelijkheid als een mediadienst op aanvraag zogenaamde 'user generated content' aanbiedt?
Door welke partij of persoon een video is gemaakt, doet niet ter zake bij de beoordeling van redactionele verantwoordelijkheid. Wat dat betreft onderscheidt ‘user generated content’ zich niet van een aangekochte serie of door een media-instelling zelf geproduceerde video.
Wel is van belang wie een video in de catalogus kan plaatsen en later eventueel weer verwijderen. Het Commissariaat bekijkt bij de beoordeling van redactionele verantwoordelijkheid welke partij doorslaggevende invloed heeft op de keuze van de video en de informatie over deze video in de catalogus (zoals titel, categorie, omschrijving).
Ligt de bevoegdheid om de video in de catalogus op te nemen/te verwijderen en de gegevens over deze video te bewerken bij een persoon die verder geen banden heeft met de media-instelling, dan is het Commissariaat vooralsnog van mening dat er geen sprake is van video’s waarover de aanbieder van de betreffende mediadienst redactionele verantwoordelijkheid heeft. Dit is ook in lijn met de toelichting gegeven in randnummer 28 van de ‘Beleidsregels classificatie commerciële mediadiensten op aanvraag 2011’.
Als er sprake is van een gemengd model, waarbij zowel door de eigen redactie als door derden geplaatste content wordt aangeboden, dient de door derden geplaatste content buiten beschouwing te worden gelaten. Dan dient de beoordeling van de classificatiecriteria uitsluitend betrekking te hebben op de door de eigen redactie geplaatste content. Hierbij geldt wel de kanttekening dat de aanbieder duidelijk moet maken wie de redactionele verantwoordelijkheid heeft, met andere woorden: dat het om door derden geplaatste video’s gaat en wie de betreffende video heeft geselecteerd. Het oordeel van het Commissariaat kan bijvoorbeeld anders uitvallen als de aanbieder van de videodienst contractuele afspraken heeft opgesteld met derde partijen voor het tegen betaling aanleveren van video’s. Het is aannemelijk dat bij dergelijke afspraken toch sprake is van enige redactionele invloed. Mogelijk kan dit pas echt worden beoordeeld als inzage is verkregen in de contractuele afspraken die de aanbieder van de videodienst op aanvraag overeen is gekomen met de content leverancier.
Bovenstaande zienswijze zal op termijn worden geëvalueerd. Het Commissariaat behoudt zich dan ook de ruimte voor om hierover in de toekomst anders te oordelen.
Hoe beoordeelt het Commissariaat redactionele verantwoordelijkheid in het geval een aanbieder in zijn mediadienst op aanvraag video's plaatst die door een derde partij zijn gemaakt (bijvoorbeeld ANP-nieuwsvideo's)?
Centraal staat de vraag waar de redactionele verantwoordelijkheid ligt voor de selectie en presentatie van de video’s. Over het algemeen zal deze liggen bij de partij die de selectie maakt uit de aangeleverde ANP-video’s en ook de presentatie hiervan binnen de videocatalogus bepaalt. Als ter vergelijking de situatie wordt beschouwd waarbij een radiozender het ANP-radionieuws uitzendt, dan is nog steeds de radiozender hiervoor redactioneel verantwoordelijk. Ook kan het aangaan van een contractuele inkoopafspraak met het ANP, waarin wordt overeengekomen dat in een bepaalde tijdsperiode een x-aantal video’s in bepaalde categorieën worden geleverd, gezien worden als een redactionele keuze.
Hoe bepaalt het Commissariaat wanneer er sprake is van mogelijk voor minderjarigen ernstig schadelijke video's? Hoe moet worden omgegaan met schokkende nieuwsbeelden?
Criteria voor het bepalen of een video mogelijk ernstig schadelijk is, zijn niet voorhanden. Het Commissariaat heeft een adviescommissie ingesteld die hem kan adviseren bij specifieke klachten over programma-aanbod dat mogelijk ernstige schade kan toebrengen aan minderjarigen. Mocht er in de toekomst een klacht worden ontvangen over een vermeende ernstig schadelijke video, dan zal deze adviescommissie zich hierover buigen.
Het Commissariaat adviseert aanbieders van nieuwsbeelden vooralsnog bij videodiensten op aanvraag op vergelijkbare wijze te handelen als bij omroepdiensten waarin schokkende nieuwsbeelden worden getoond, namelijk door vooraf te waarschuwen dat de beelden als schokkend kunnen worden ervaren.
Hoe classificeert het Commissariaat het online videoaanbod van kranten, met het oog op overweging 28 van de Europese Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten, die luidt: "Het toepassingsgebied van deze richtlijn dient niet elektronische versies van kranten en tijdschriften te omvatten" ?
Het Commissariaat is van mening dat de in overweging 28 genoemde uitzondering voor elektronische versies van kranten of tijdschriften strikt moet worden uitgelegd. Dit betekent dat de uitzondering alleen geldt voor de elektronische versie van de krant of het tijdschrift die is te vergelijken met de papieren editie. Voor het overige gelden onverkort de criteria uit de beleidsregels. Vanuit het perspectief van een gelijk speelveld valt niet uit te leggen waarom bijvoorbeeld voor web only nieuwsdiensten zwaardere regulering van toepassing zou zijn dan voor vergelijkbare diensten van dagbladen.
Met de bovenstaande strikte uitleg van de uitzondering, zal het online videoaanbod van een krant of tijdschrift net zo worden beoordeeld als andere online videodiensten. Bij de classificatie zal dan een cruciale vraag zijn of aan het hoofddoel criterium wordt voldaan. Wanneer in het online aanbod van een krant video’s enkel gebruikt worden ter ondersteuning van een geschreven tekst, dan wordt dit niet als mediadienst op aanvraag beschouwd vanwege het niet voldoen aan het ‘hoofddoel’ criterium. Indien de video’s die in het online aanbod zijn opgenomen echter ook als een zelfstandige dienst te gebruiken zijn, dan kan het in potentie wel om een mediadienst op aanvraag gaan. In randnummers 17 en 19 van de toelichting op de beleidsregels worden enkele indicatoren genoemd om vast te stellen of aan het hoofddoel criterium wordt voldaan. Video’s die inhoudelijk samenhangen met andere onderdelen binnen een dienst, bijvoorbeeld een geschreven nieuwsitem, geven een indicatie dat het videoaanbod een ondersteunend karakter heeft. Verdere indicatoren zijn de bruikbaarheid van het videogedeelte als zelfstandige dienst, de presentatie van het videogedeelte als zelfstandige dienst en het al dan niet hebben van een eigen URL.
Met bovenstaande invulling kan een level playing field worden gewaarborgd tussen aanbieders van nieuwsvideodiensten die van oorsprong kranten uitgeven en aanbieders van nieuwsvideodiensten die een andere oorsprong hebben.
Hoe kan het Commissariaat toezicht houden op commerciële mediadiensten op aanvraag, mede gezien de dynamiek, omvang en het geïntegreerde karakter van deze diensten?
Het Commissariaat is zich bewust van het dynamische karakter van de mediawereld en realiseert zich dat ontwikkelingen in technologie en marktomstandigheden aanleiding kunnen zijn tot bijstelling van het beleid. Om die reden zoekt het Commissariaat herhaaldelijk de interactie met spelers uit de markt. Zo is bij het opstellen van de beleidsregels inzake de mediadiensten op aanvraag contact gezocht, onder meer in de vorm van expertmeetings en een openbare consultatie over het voorgenomen beleid. Ook is voorzien in regelmatige evaluatie van het beleid.
Wat betreft de omvang van het media-aanbod heeft het Commissariaat altijd al keuzes moeten maken wat betreft de monitoring hiervan. Dat is voor het toezicht op de mediadiensten op aanvraag niet anders dan voor de meer traditionele omroepdiensten. Het Commissariaat zal zelf focus leggen op bepaalde categorieën of thema’s, ingegeven door risico-analyse, klachten of andere overwegingen.
Overigens wenst het Commissariaat in kaart te brengen of er mogelijkheden bestaan voor coregulering van het toezicht op het on demand videoaanbod.
Ik heb mijn mediadienst op aanvraag al enige tijd geleden aangemeld, maar ik heb nog steeds geen besluit hierover ontvangen?
Het Commissariaat streeft naar een zo snel mogelijk afhandeling van alle aanmeldingen. Dit moet echter zorgvuldig gebeuren en neemt daardoor enige tijd in beslag.
Is het feitelijke gebruik relevant bij het vaststellen van het massamediaal karakter van een dienst?
Het feitelijke gebruik van een dienst speelt geen rol bij de beoordeling van het massamediale karakter ervan. Het gaat om het gericht zijn op het algemene publiek of delen daarvan. In randnummer 23 van de toelichting op de beleidsregels is een uitzondering hierop geformuleerd voor videodiensten op aanvraag die uitsluitend zijn gericht op de gemeenschappelijke belangen van een in omvang beperkte groep, die geen winstoogmerk hebben en geen advertenties of betaalde diensten bevatten.
Op welke manier is binnen Europa het 'level playing field' in het toezicht door de verschillende lidstaten gewaarborgd?
In de Europese Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten is voor de mediadiensten op aanvraag een basisniveau van regulering gedefinieerd dat voor alle lidstaten geldt. Hier mogen de individuele lidstaten aanvullende regulering bovenop plaatsen. Naar onze mening heeft de Nederlandse wetgever de regulering van de commerciële mediadiensten op aanvraag op het bovengenoemde basisniveau van de richtlijn gehouden. Daarmee ontstaat voor in Nederland gevestigde aanbieders wat dat betreft een gelijk (in elk geval niet zwaarder) speelveld.
Waarom maakt het Commissariaat gebruik van het begrip 'video', terwijl dit niet voorkomt in de Mediawet of de Europese Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten?
Het Commissariaat wordt geacht primair het begrippenkader van de Mediawet 2008 te gebruiken. In de Mediawet 2008 is het begrip programma exclusief gekoppeld aan dat van (lineaire) omroepdienst, vandaar dat het Commissariaat ervoor heeft gekozen het nieuwe begrip ‘video’ in het leven te roepen waar het gaat om mediadiensten op aanvraag.
Waarom maakt het Commissariaat geen gebruik van het begrip 'televisie-achtig'?
Het Commissariaat meent dat dit begrip onvoldoende praktisch houvast biedt bij het afbakenen van het toepassingsbereik van de beleidsregels. Dit omdat wat op televisie te zien is, geen statisch gegeven is, maar platformafhankelijk is en niet objectief aan de hand van de inhoud van de bewegende beelden is vast te stellen. Bovendien slaat wat de gemiddelde Nederlander nu ‘televisie-achtig’ vindt terug op wat er in het verleden op het platform televisie is getoond en biedt dit geen toekomstbestendige omkadering van het begrip, zeker nu door verdergaande digitalisering en het ontstaan van ‘connected tv’ alles wat digitaal beschikbaar is op de televisie getoond kan worden.
Het Commissariaat heeft overigens in het geheel niet de intentie hiermee tot een verbreding van de werking van de Mediawet te komen. Met de criteria ‘hoofddoel’ en ‘massamediaal karakter’ is er naar onze mening voldoende invulling gegeven aan de overweging van ‘televisie-achtig’ zijn in de Richtlijn.
Wat zijn de toezichtkosten voor media-instellingen die commerciële mediadiensten op aanvraag aanbieden?
Media-instellingen die commerciële mediadiensten op aanvraag verzorgen, zijn jaarlijks voor elke mediadienst aan het Commissariaat voor de Media een bedrag van € 200 aan toezichtskosten verschuldigd. De hoogte van het bedrag is door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vastgesteld in de bijlage behorende bij artikel 17 van de Mediaregeling 2008 en wordt jaarlijks geïndexeerd. Media-instellingen die in het register zijn opgenomen, ontvangen na afloop van elk kalenderjaar een factuur van het Commissariaat.
Wat zijn de voordelen voor een aanbieder van een commercieel mediadienst op aanvraag om zich aan te melden?
Nederlandse aanbieders van een commerciële mediadienst op aanvraag zijn sowieso wettelijk verplicht zich te laten registreren bij het Commissariaat. Een aanbieder kan zich dan bovendien beroepen op de Nederlandse wetgeving. Ook laat hij zien dat hij het belangrijk vindt om de Mediawet na te leven en de basisregels – de bescherming van minderjarigen tegen ernstig schadelijke content en het waarborgen van een duidelijk onderscheid tussen redactie en commercie – te respecteren. Als bewijs hiervan mag hij het door het Commissariaat ter beschikking gestelde logo Commissariaat op zijn website gebruiken. Bovendien wordt hij via het Commissariaat op de hoogte gehouden van mediawettelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld door het ontvangen van de nieuwsbrief CoMedia.
Welk logo kan ik voeren om aan te geven dat mijn mediadienst onder toezicht van het Commissariaat valt?
Sla een van deze formaten op (u kunt zelf kiezen welk formaat) en link vervolgens het logo naar
http://www.cvdm.nl/veelgestelde-vragen/?vv=wat-betekent-het-logo-mediadienst-geregistreerd-bij-het-cvdm. Op deze pagina staat informatie voor de consument over de betekenis van dit logo.
Zijn er voorbeelden van commerciële mediadiensten op aanvraag?
Als voorbeelden van commerciële mediadiensten op aanvraag kan het Commissariaat de algemene groepen noemen van commerciële ‘Uitzending Gemist’-achtige diensten, de online videotheken en de nieuwsvideodiensten waarbij de nieuwsvideo’s geen ondersteunend karakter hebben, bijvoorbeeld omdat de video’s niet gerelateerd zijn aan geschreven nieuwsitems. Het Commissariaat heeft al besluiten genomen over de mediadiensten op aanvraag die bij hem zijn aangemeld. Deze besluiten worden openbaar gemaakt en de geregistreerde commerciële mediadiensten op aanvraag zijn in een openbaar register opgenomen dat via deze website is te raadplegen (onder het kopje ‘Registers’, onderaan de pagina met ‘Besluiten‘.
Gebruikers van commerciële mediadiensten op aanvraag (video on demand)
Kijkt het Commissariaat behalve naar de video's ook naar andere zaken op een website?
Nee, het toezicht van het Commissariaat beperkt zich tot de inhoud van de videocatalogus, met inbegrip van de begeleidende programma-informatie en eventuele ondertiteling. Buiten de video’s en de videocatalogus voorkomende beelden en teksten vallen dus niet onder het toezicht. Reclame binnen de video’s, zoals zogenaamde ‘pre-rolls’ (reclame voordat de daadwerkelijke video begint), vallen wel onder het toezicht. Bij het bepalen wat in een internetomgeving al dan niet tot de video behoort, kan houvast geven wat een kijker ziet als hij de video in ‘volledig scherm’-modus bekijkt.
Wat betekent het logo 'mediadienst geregistreerd bij het CvdM'?
Het Commissariaat voor de Media ziet er op toe dat de Mediawet wordt nageleefd en houdt toezicht op de naleving van de basisregels: de bescherming van minderjarigen tegen ernstig schadelijke content en het waarborgen van een duidelijk onderscheid tussen redactie en commercie.
Aanbieders van commerciële videodiensten op aanvraag (video on demand-diensten) moeten zich vanaf 1 november 2011 bij het Commissariaat laten registreren. Deze registratieplicht geldt bijvoorbeeld voor online videotheken, aanbieders van uitzending gemist-diensten en sommige nieuwssites met videoaanbod. Zij worden dan geregistreerd als ‘commerciële mediadiensten op aanvraag’.
De media-instelling die de commerciële mediadienst op aanvraag verzorgt, stelt via het media-aanbod haar naam, plaats en vestiging en contactgegevens en ook de naam van het Commissariaat als de verantwoordelijke toezichthouder permanent beschikbaar. Voor dit laatste heeft het Commissariaat onderstaand logo beschikbaar gesteld.
Nevenactiviteiten (publieke omroepen)
Hoe kan een publieke omroep nevenactiviteiten financieren?
Toegestane nevenactiviteiten mogen niet met omroepmiddelen worden gefinancierd en moeten in principe kostendekkend zijn. Zij kunnen dus alleen worden gefinancierd uit inkomsten die voortkomen uit de betreffende nevenactiviteit zelf. In de beginfase van een nieuwe nevenactiviteit kan deze ook uit inkomsten van andere nevenactiviteiten worden bekostigd.
Subsidies, reclame-inkomsten en sponsorinkomsten zijn omroepmiddelen. Daarom mogen deze inkomsten niet voor nevenactiviteiten worden gebruikt.
Hoe moet een omroep nevenactiviteiten administreren?
Van elke nevenactiviteit afzonderlijk worden in ieder geval de kosten en opbrengsten bijgehouden.
Hoe moeten nevenactiviteiten worden aangemeld?
Het bestuur van de publieke omroep vult een vragenlijst in en stuurt dit naar het Commissariaat. Uit de vragenlijst zal blijken of een licentieovereenkomst of een begroting meegestuurd dient te worden.
Is het de bedoeling dat een omroep elke keer als bijvoorbeeld de studio wordt verhuurd, daarvan afzonderlijk melding maakt aan het Commissariaat?
Ja, tenzij goedkeuring is gegeven voor het verhuren in het algemeen (dus niet aan een bepaalde partij) tegen bepaalde condities. In dat laatste geval kan de omroep zich beperken tot één melding.
Is reclame voor nevenactiviteiten op de website van een omroep toegestaan?
Ja, uitgangspunt is dat de reclame voor zowel producten en diensten van derden als voor eigen nevenactiviteiten, beperkt is in volume en duur en niet overheersend is. Dit betekent dat reclame (banners en andere advertenties) op een website maximaal tien procent van één pagina mag beslaan, en het woord reclame dient te bevatten. Hierbij wordt opgemerkt dat reclame ook overheersend en niet beperkt in volume kan zijn als het aandeel minder dan tien procent van de pagina bedraagt. Ongeoorloofde reclametechnieken zijn bijvoorbeeld pop ups, pop unders of hover banners.
Kan tijdens de uitzending reclame worden gemaakt voor de eigen nevenactiviteiten?
Het is niet toegestaan om in het programma van een publieke omroep reclame te maken voor nevenactiviteiten, behalve in de reclameblokken. In dat laatste geval moet ervoor worden gewaakt geen aanhakende reclame te maken (zie hiervoor ook de brochure aanhakende reclame).
Voor een vastlegging (cd’s/dvd’s) mag aan het einde van het programma dat op de cd/dvd is vastgelegd reclame worden gemaakt, mits de cd/dvd niet eerder dan één maand na de laatste oproep in de handel verkrijgbaar is en de omroep uitsluitend als uitgever wordt genoemd.
Tot welk type activiteit behoort het organiseren van bingo’s en loterijen?
Bingo’s en loterijen waarvan een programma wordt gemaakt dat wordt uitgezonden door de eigen omroep (radiobingo, telebingo etc.), worden tot de hoofdtaak van de omroep gerekend. In alle andere gevallen is het organiseren van bingo’s en loterijen een nevenactiviteit.
Tot welk type activiteit behoren reclamewerving en sponsorwerving?
Als de werving betrekking heeft op programma’s die door de eigen omroep worden uitgezonden, worden die activiteiten tot de hoofdtaak gerekend.
Als een omroep werft voor anderen of voor bijvoorbeeld de eigen omroepkrant, is er sprake van een nevenactiviteit.
Waarom moeten nevenactiviteiten worden aangemeld?
Om het Commissariaat voor de Media in staat te stellen te beoordelen of de nevenactiviteit voldoet aan de eisen van de Mediawet. Nevenactiviteiten moeten voorafgaand zijn goedgekeurd door het Commissariaat.
Wanneer toetst het Commissariaat nevenactiviteiten?
Na ontvangst van de melding van de nevenactiviteit door een omroep. Het Commissariaat gebruikt in dat geval de informatie uit het volledig ingevulde vragenlijst als basis voor de toetsing. De omroep ontvangt zo spoedig mogelijk bericht over de uitkomst van die toetsing. Het Commissariaat streeft daarbij naar een maximum periode van acht weken.
Wanneer voldoen nevenactiviteiten aan de eisen van de Mediawet?
Nevenactiviteiten voldoen aan de eisen van de Mediawet als ze:
- verband houden met of ten dienste staan van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht,
- op marktconforme wijze worden verricht, en
- ten minste kostendekkend zijn.
Daarnaast is het voor een omroep verboden om met nevenactiviteiten dienstbaar te zijn aan het maken van winst door derden.
Wat mag een omroep doen met inkomsten uit nevenactiviteiten?
Deze inkomsten moeten worden gebruikt voor het verzorgen van het media-aanbod.
Wat zijn nevenactiviteiten?
Volgens de mediawet hebben publieke omroepen de taak om media-aanbod te verzorgen via alle beschikbare aanbodkanalen. Dit is de zogenaamde hoofdtaak van de publieke omroep.
Een activiteit die een omroep naast zijn hoofdtaak verricht is een ‘nevenactiviteit’. Een uitzondering daarop vormen de ‘verenigingsactiviteiten’.
Voorbeelden van nevenactiviteiten zijn:
- het maken van een krant of blad,
- het verkopen van dvd’s of geluidsdragers waarop een programma staat,
- in het geval van overcapaciteit bij de omroep: het produceren van programma’s voor andere omroepen of het verhuren van faciliteiten zoals camera’s of studioruimte;het verkopen van programma’s of fragmenten aan derden,
- het hebben van een direct of indirect belang in een rechtspersoon.
Nevenactiviteiten zijn pas toegestaan als ze voldoen aan de eisen van de Mediawet en voorafgaand zijn goedgekeurd door het Commissariaat voor de Media.
Het Commissariaat registreert de goedgekeurde nevenactiviteiten in een openbaar Register Nevenactiviteiten.
Welke gegevens worden in het openbare Register Nevenactiviteiten vermeld?
In het openbare Register Nevenactiviteiten worden vermeld:
- de naam van de omroep,
- een korte omschrijving van de activiteit,
- cluster,
- datum van het besluit.
Reclame en sponsoring
Er wordt op de publieke omroep vaak verwezen naar specifieke social media, waarop bijvoorbeeld informatie te vinden is of mee kan worden gepraat over een programma. Mag dat?
Het staat publieke media-instellingen in beginsel vrij om gebruik te maken van social media platforms. Uitingen van publieke omroepen over het gebruik van deze social media platforms vallen onder het bereik van artikel 2.89 van de Mediawet en artikel 9 e.v. van het Mediabesluit.
In die artikelen is bepaald dat vermijdbare uitingen in de vorm van het tonen of vermelden van een product of dienst zijn toegestaan, mits de vertoning of vermelding binnen de context van het media-aanbod past, geen afbreuk doet aan de formule of de integriteit van het media-aanbod, niet op een overdreven of overdadige wijze plaatsvindt en er geen sprake is van specifieke aanprijzingen van deze producten of diensten.
Het is publieke media-instellingen dus in beginsel toegestaan om te verwijzen naar de social media platforms waarvan zij gebruik maken, wanneer wordt voldaan aan bovengenoemde voorwaarden.
Het tonen van logo’s van social media platforms is eveneens een vermijdbare uiting. Ook die uiting is toegestaan indien aan de hierboven genoemde wettelijke voorwaarden wordt voldaan. Hoewel het tonen van een logo in beeld een sterkere benadrukking van het merk betekent, waardoor eerder sprake zou kunnen zijn van een vermijdbare uiting, gaan wij ervan uit dat het enkele feit dat een logo wordt gebruikt niet per definitie betekent dat sprake is van een overdreven/overdadige en dus ontoelaatbare uiting. Hierbij geldt voor wat betreft beeldmerken van social media zoals die ook langs de snelwegen op waarschuwingsborden voor automobilisten worden gebruikt nog, dat ze zodanig ingeburgerd zijn geraakt dat kan worden aangenomen dat weergave van het beeldmerk is verworden tot een gebruikelijke manier om de dienst aan te duiden. Het Commissariaat acht het toelaatbaar dat die gebruikelijke manier van aanduiding ook in het media-aanbod wordt gehanteerd. Maar ook hier geldt uiteraard: wordt er bijzondere nadruk gelegd op het logo (bijvoorbeeld doordat het overdreven groot of lang in beeld is) dan kan dat een reden zijn om de uiting alsnog ontoelaatbaar te achten.
Het geluid van de tv gaat tijdens de reclame opeens harder. Wie kan ik daarop aanspreken?
Het Commissariaat voor de Media heeft geen bemoeienis met het geluidsvolume van de reclameblokken. Wel kunnen we u hierover vertellen dat er ‘luidheidsregels’ bestaan voor het uitzenden van reclameblokken. Deze regels zijn opgesteld door de European Broadcasting Union (EBU). Per 1 januari 2012 moeten alle binnenlandse publieke en commerciële omroepen zich hieraan houden. De RTL-zenders vallen hier buiten, omdat zij geen Nederlandse maar een Luxemburgse licentie hebben.
Meer informatie over dit onderwerp kunt u vinden op de website van de Stichting Promotie Televisiereclame (SPOT).
Hoeveel reclame mogen omroepen eigenlijk uitzenden?
Zowel bij de publieke als de commerciële omroepen mag de hoeveelheid reclame niet meer bedragen dan twaalf minuten per uur. De reclameblokken kunnen worden ‘opgerekt’ met vooraankondigingen van eigen programma’s en andere vormen van zelfpromotie. Dergelijke promo’s zijn een bijzondere vorm van reclame, die niet altijd wordt meegeteld voor het reclamemaximum. Zelfpromotie hoeft bovendien in de meeste gevallen niet van de rest van het programma te worden afgescheiden, tenzij er een commerciële uiting in zit die als reclame kan worden aangemerkt. Daardoor kunnen ook tijdens een programma of film ‘pop ups’, banners of andersoortige vooraankondigingen in beeld komen. Dit kan de kijker of luisteraar als vervelend ervaren. Omroepen zijn echter zelf verantwoordelijk voor vorm en inhoud van de programma’s.
Ik ben het niet eens met bepaalde tv-reclame. Bij wie kan ik een klacht indienen?
Het Commissariaat heeft geen bemoeienis met de inhoud van televisiereclame. Zendgemachtigden die zich bezighouden met het uitzenden van reclameboodschappen, zoals de Ster, zijn daarvoor verantwoordelijk. Bij klachten over commercials kunt u zich het beste wenden tot de Stichting Reclame Code (Reclame Code Commissie).
In praatprogramma's worden vaak merken, boeken en cd's genoemd. Dat is sluikreclame en dat mag toch niet?
Volgens de Mediawet 2008 mogen radio- en tv-programma’s geen reclame bevatten. Het Mediabesluit maakt hierop, onder voorwaarden, een uitzondering. Een product of dienst tonen of noemen mag, mits:
- dat past binnen de context van het programma
- geen afbreuk wordt gedaan aan de formule of de integriteit van het programma
- dit niet op een overdreven of overdadige wijze plaatsvindt
- geen sprake is van specifieke aanprijzingen van het product of de dienst.
Een product of dienst mag dus bijvoorbeeld wel worden genoemd als dat nodig is om een onderwerp te behandelen of als het product of dienst daarbij logischerwijs ter sprake komt. In de praktijk gaat het vaak om het noemen of tonen van een product in de (journalistieke) context van het programma. En dat mag Het product mag niet worden aangeprezen, want dan is sprake van reclame, waartegen het Commissariaat vervolgens kan optreden.
Voor culturele uitingen, zoals boeken, video’s, cd’s, toneel-, muziek- en filmuitvoeringen, gelden andere regels. Die mogen worden aangekondigd of positief besproken, maar de aansporing “Ga het boek kopen!” door de presentator mag niet.
Zie Regelgeving voor meer informatie over de reclame- en sponsorregels.
Kan ik klagen over sluikreclame in video's die deel uitmaken van een mediadienst op aanvraag?
Ja, ook binnen een mediadienst op aanvraag moet een duidelijk onderscheid tussen redactie en commercie gewaarborgd zijn. Net als dat geldt voor traditionele (lineaire) televisie is sluikreclame niet toegestaan. Het Commissariaat ziet hier op toe. U kunt een e-mail met omschrijving van de klacht, de naam van de mediadienst, de datum, eventueel de url van de website en andere relevante gegevens sturen naar cvdm@cvdm.nl.
Mogen programma's worden gesponsord?
Voor de publieke omroep geldt in principe een sponsorverbod. Alleen culturele programma’s, educatieve programma’s en verslagen van sportevenementen en evenementen ten behoeve van ideële doeleinden mogen worden gesponsord. Deze programma’s mogen niet worden gesponsord als zij geheel of gedeeltelijk bestaan uit nieuws, actualiteiten of politieke informatie, of als zij bestemd zijn voor minderjarigen beneden de leeftijd van twaalf jaar. De regels die gelden voor sponsoring bij de publieke en bij de commerciële omroep, zijn uitgewerkt in respectievelijk de Beleidsregels sponsoring publieke omroep (BSPO) en de Beleidsregels sponsoring commerciële media-instellingen.
Reclame voor alcohol, mag dat?
Reclame voor bier, wijn, en sterke drank is alleen toegestaan op tijden dat kinderen – normaal gesproken – geen tv kijken of radio luisteren. Concreet betekent dit dat reclames voor alcoholhoudende dranken niet uitgezonden mogen worden tussen 6.00 en 21.00 uur. Dit is vastgelegd in de Mediawet. Doel van de bepaling is onder meer om het alcoholgebruik onder kinderen en jongeren te ontmoedigen. Voor alcoholvrije varianten, van bijvoorbeeld merken die ook alcoholhoudende dranken produceren, gelden in principe geen beperkingen, tenzij in dergelijke reclames ook (direct of indirect) wordt verwezen naar alcoholhoudende varianten van die biermerken.
Ter illustratie: ‘Bier X’ is er zowel met als zonder alcohol. Als er voor 21.00 uur reclame wordt gemaakt voor ‘Bier X 0.0.’ dan is dit toegestaan. Echter, als in die reclameboodschap ook wordt verwezen naar het alcoholhoudende bier van ‘Bier X’ of wanneer er flesjes van de alcoholhoudende variant in beeld verschijnen, dan is deze commercial niet toegestaan.
Televisieprogramma's worden vaak onderbroken door reclame. Wat zijn de regels hiervoor?
De Mediawet 2008 kent zowel voor de publieke als de commerciële omroep bepalingen ten aanzien van programma-onderbrekende reclame. In artikel 2.97 van de Mediawet 2008 staan de bepalingen zoals die gelden voor de publieke omroep, en in de artikelen 3.8, tweede lid, 3.10 en 3.11 van de Mediawet 2008 de bepalingen die voor de commerciële omroep gelden.
Toezichtskosten
Blijven de toezichtkosten de komende jaren gelijk?
Met ingang van 1 januari 2013 worden de bedragen jaarlijks geïndexeerd met de consumentenprijsindex. Het Commissariaat heeft aangekondigd ieder jaar de aangepaste tabellen voor de toezichtskosten op zijn website te publiceren.
Moeten voor uitsluitend via internet verspreide omroepdiensten en mediadiensten op aanvraag ook toezichtskosten worden betaald?
Zowel lineaire televisie- en radio-omroepdiensten (hieronder vallen ook lineaire omroepdiensten die uitsluitend via internet worden verspreid) als non-lineaire diensten (mediadiensten op aanvraag) moeten bijdragen in de toezichtskosten. Om de hoogte te bepalen voor lineaire omroepdiensten die uitsluitend via internet worden aangeboden en voor non-lineaire diensten wordt geen gebruik gemaakt van bereikgegevens of marktaandelen. Het Commissariaat heeft nader onderzoek gedaan naar de belangrijkste methoden van online bereikonderzoek die op dit moment in Nederland worden gebruikt door verschillende partijen. Op basis van de beschikbare informatie heeft het Commissariaat de conclusie getrokken dat deze methoden nog niet geschikt zijn voor het meten van bereik of marktaandeel van audiovisuele mediadiensten die via internet worden aangeboden. Zo is bijvoorbeeld in sommige gevallen het onderzoekspanel te klein (te kleine steekproef) of wordt alleen een deel van het totale aanbod gemeten. Ook heeft het Commissariaat gekeken naar de mogelijkheid dat aanbieders van mediadiensten op aanvraag zelf de bereiksgegevens leveren met behulp van methoden die het verkeer van en naar websites meten, zoals die bijvoorbeeld door Google en Yahoo worden aangeboden. Lang niet alle aanbieders van mediadiensten op aanvraag maken echter gebruik van dergelijke meetmethoden. Bovendien leunt de uitvoering dan helemaal op de medewerking van de aanbieders van de mediadiensten en dat is een risico voor de betrouwbaarheid van de informatie. Verder leidt het tot extra administratieve- en uitvoeringslasten. Laatstgenoemde nadelen kleven ook aan het gebruik van omzet of reclame-inkomsten als alternatief criterium.
Vanwege vorenstaande overwegingen is voor mediadiensten die uitsluitend via het open internet worden verspreid en voor mediadiensten op aanvraag een vast tarief vastgesteld van 200 euro. Een laag tarief voor mediadiensten op aanvraag is voorts gerechtvaardigd omdat voor deze diensten een beperkt aantal regels geldt waarvoor navenant minder toezicht nodig is.
Met diensten, uitsluitend via het “open internet” verspreid, worden diensten bedoeld die voor iedereen via het internet toegankelijk zijn. Men heeft hiervoor niet extra betaald (bijvoorbeeld abonnementsgeld) of ontvangstapparatuur moeten aanschaffen (zoals een settop box). Diensten die in een afgeschermde omgeving – via zogenaamde managed lanes – worden aangeboden, zoals IPTV, en waarvoor toegangsvoorwaarden gelden, vallen niet onder “open internet”.
Van wie is de toezichtskostenregeling?
De toezichtskostenregeling is een ministeriële regeling, dat wil zeggen dat het ministerie de regeling vaststelt.
Waarom is de nieuwe toezichtskostenregeling in werking getreden op 1 januari 2013?
Een ingewikkeld proces is vooraf gegaan aan het introduceren van een nieuwe regeling; de knelpunten van de oude regeling zijn in kaart gebracht en een nieuwe regeling ontworpen die aan uiteenlopende voorwaarden voldoet. Uiteindelijk is de keuze gemaakt de aanpassing aan de Mediawet 2008 te bespoedigen omdat steeds meer nieuwe commerciële mediadiensten op aanvraag worden geregistreerd. De oude toezichtskostenregeling hield geen rekening met dit nieuwe type mediadienst terwijl ook deze partijen een bijdrage in de toezichtskosten moeten leveren.
Waarom moeten commerciële media-instellingen toezichtskosten betalen?
Op grond van artikel 3.30 van de Mediawet 2008 zijn commerciële media-instellingen jaarlijks bijdragen in de toezichtskosten verschuldigd. Per verkregen toestemming voor een radio- of televisieomroepdienst en per mediadienst op aanvraag is een bijdrage in de toezichtskosten verschuldigd.
Het Commissariaat houdt toezicht op alle commerciële en publieke mediadiensten. De kosten die het Commissariaat hiervoor maakt, worden hoofdzakelijk vergoed door het ministerie van OCW. Daarnaast wordt ongeveer een kwart van de kosten (ca. 1,3 miljoen Euro) gefinancierd uit bijdragen in de toezichtskosten door commerciële media-instellingen. Met dit geld wordt o.a. toezicht gehouden op: de naleving van reclame en sponsorregels, het niet toegankelijk maken van ernstig schadelijke programma’s voor minderjarigen en de Europese, Nederlands- en Friestalige programmaquota en ondertitelingquota.
Waarom met ingang van 1 januari 2013 een nieuwe toezichtskostenregeling?
De oude toezichtskostenregeling was verouderd. Het onderscheid tussen ‘free-to-air’ omroepdiensten en ‘abonnee-omroepdiensten’ was komen te vervallen en de regeling hield onvoldoende rekening met de aard en marktpositie van commerciële mediadiensten. Bovendien sloot de oude regeling niet goed meer aan bij de daadwerkelijke kosten van het toezicht en waren de tarieven jaren lang niet geïndexeerd.
Waarom wordt een onderscheid gemaakt tussen op het buitenland en op het binnenland gerichte omroepdiensten?
Er is een onderscheid gemaakt tussen aanbieders van omroepdiensten die uitsluitend of in overwegende mate op het binnenland zijn gericht en aanbieders van omroepdiensten die uitsluitend of in overwegende mate op het buitenland zijn gericht. Laatstgenoemden waren op grond van de oude regeling slechts minimale bedragen verschuldigd omdat ze geen of nauwelijks technisch bereik hebben in termen van het aantal huishoudens in Nederland. Dit leidde tot een niet gerechtvaardigde bevoordeling ten opzichte van de op het binnenland gerichte omroepdiensten. Het strookte bovendien niet met het daadwerkelijke toezicht dat het Commissariaat houdt op deze omroepdiensten.
Waarom wordt het criterium technisch bereik uitsluitend toegepast op omroepdiensten die uitsluitend of in overwegende mate op het binnenland zijn gericht (en niet op omroepdiensten die uitsluitend of in overwegende mate op het buitenland zijn gericht)?
Bij het vaststellen van technisch bereik in Nederland wordt o.a. aangegeven hoeveel huishoudens een mediadienst via kabel kunnen ontvangen. Gegevens over technisch bereik van op het buitenland gerichte omroepdiensten zijn moeilijker verkrijgbaar.
Wat en voor wie is de toezichtskostenregeling?
De toezichtskostenregeling is een uitwerking van artikel 17 van de Mediaregeling 2008. Dit artikel stelt: “Een commerciële media-instelling is voor elke verkregen toestemming, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de wet, en voor elke van haar mediadiensten op aanvraag, bedoeld in artikel 3.29a van de wet, jaarlijks aan het Commissariaat toezichtskosten verschuldigd, berekend volgens de bij deze regeling gevoegde bijlage.” De hoogte van de toezichtskosten wordt vastgelegd in de toezichtskostenregeling. De kosten zijn afhankelijk van de soort dienst, het technisch (potentieel) bereik, marktaandeel, het uitzendgebied van een dienst (binnen- of buitenland) en het aantal uitzenduren.
Wat is in de per 1 januari 2013 geldende regeling veranderd ten opzichte van de oude regeling?
De nieuwe regeling is eenvoudiger en evenwichtiger. Bij de vervanging van de oude toezichtskostenregeling is gestreefd naar een regeling die meer is toegesneden op de praktijk en beter aansluit bij de daadwerkelijke kosten van het toezicht. Het uitgangspunt van het nieuwe systeem is dat voor de verschillende mediadiensten dezelfde criteria als maatstaf worden gebruikt voor bepaling van de hoogte van de toezichtskosten. Vereenvoudiging is bereikt door het schrappen van de afzonderlijke tabel voor abonnee-omroepen, vermindering van het aantal categorieën met betrekking tot het aantal uitzenduren en een eenvoudige tabel met vaste tarieven voor op het buitenland gerichte omroepdiensten. De regeling is evenwichtiger geworden omdat het niet meer uitsluitend is gebaseerd op technisch bereik, het houdt ook rekening met het werkelijke bereik en de draagkracht van kleine aanbieders. Daarnaast zijn vaste tarieven geïntroduceerd voor omroepdiensten die uitsluitend of hoofdzakelijk op het buitenland zijn gericht.
Wat zijn de gevolgen van de regeling ingaand op 1 januari 2013 voor de media-aanbieders?
De tarieven van de toezichtskostenregeling zijn geïndexeerd, dit met terugwerkende kracht over de afgelopen negen jaar (16,6%), en afgerond (0,9%). Dit betekent dat alle omroepdiensten hier in beginsel mee te maken zullen hebben.
Vanwege de verschillende wijzigingen en de individuele omstandigheden zullen de gevolgen per geval echter verschillen. In het algemeen geldt dat de tarieven voor een aantal specifieke groepen zullen afnemen of toenemen, te weten:
- Door het vervallen van het onderscheid tussen free-to-air omroepdiensten en abonnee-omroepdiensten gaan de laatstgenoemde minder betalen.
- De vermindering van het aantal categorieën met betrekking tot aantal uitzenduren en de samenvoeging van twee bereikscategorieën, zullen naar verwachting slechts voor tien tot vijftien procent van de actieve op het binnenland gerichte omroepdiensten tot verhoging van de toezichtskosten leiden die hoger is dan de indexatie van 16,6 procent.
- Door rekening te houden met daadwerkelijk bereik bij de grote landelijke commerciële zenders (marktaandeel groter of gelijk aan 0,3 procent) zullen de bijdragen van deze zenders hoger uitvallen.
- Het tarief voor de middelgrote omroepdiensten met een hoog technisch bereik (televisieomroepdiensten: >500.000 en radio-omroepdiensten: 500.000 – 3.000.000 huishoudens) en minder daadwerkelijk bereik (dat wil zeggen beneden de 0,3 procent marktaandeel) pakt echter weer lager uit. Dat geldt ook voor de omroepdiensten met een technisch bereik tussen 100.000 – 500.000 huishoudens.
- Bij omroepdiensten met een laag technisch bereik (<25.000) zal alleen in enkele gevallen sprake zijn van hogere bijdragen als gevolg van de verhoging van het minimum tarief van 113 euro naar 200 euro (kabelkrant en radio-omroepdiensten) of 400 euro (televisieomroepdiensten).
- Door een aparte categorie voor op het buitenland gerichte omroepdiensten in te voeren, waaronder ook de op het buitenland gerichte kabelkranten, zullen deze omroepdiensten meer gaan bijdragen in de toezichtskosten. Tot nu toe betaalden deze diensten zeer minimale bijdragen, hetgeen niet in overeenstemming was met het daadwerkelijk benodigde toezicht. Door verbetering van de systematiek worden de toezichtskosten beter in balans gebracht met het daadwerkelijke toezicht dat nodig is.