Toezicht op toegankelijkheid

Op 28 juni 2025 gaat de Toegankelijkheidsrichtlijn (EEA: European Accessibility Act) in. Deze nieuwe Europese richtlijn verplicht bedrijven en instellingen om producten en (online) diensten toegankelijk te maken voor mensen met een beperking. Het doel is dat iedereen, ongeacht beperking, zelfstandig gebruik kan maken van bijvoorbeeld online bankieren en smartphones. Ook streamingdiensten, uitgeverijen en media-instellingen moeten aan de toegankelijkheidsvoorschriften voldoen. 

Het Commissariaat voor de Media vindt het belangrijk dat alle mediagebruikers zelfstandig toegang hebben tot mediadiensten en e-books. In Nederland gaat het om zo’n 5,5 miljoen mensen een beperking, binnen heel Europa zelfs om 101 miljoen mensen.  

Waarop houdt het Commissariaat toezicht in het kader van de richtlijn? 

  • Websites en apps van omroepen
  • Televisieabonnementen 
  • Streamingdiensten voor films, series en games 
  • Nieuwswebsites en nieuwsapps 
  • E-boekdiensten 
  • E-boeken 

Veelgestelde vragen

In de bijlagen van de Toegankelijkheidsrichtlijn1 (hierna: de richtlijn) die op 28 juni 2025 van kracht is geworden, staan algemene en specifieke toegankelijkheidseisen voor producten en diensten die onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen.  Zij moeten zodanig worden ontworpen en geproduceerd dat zij het te verwachten gebruik door personen met een beperking zoveel mogelijk bevorderen, en moeten vergezeld gaan, waar mogelijk in of op het product, van toegankelijke informatie over de manier  waarop zij werken en over hun toegankelijkheidsfuncties.  

In de nationale regelgeving waarin de richtlijn nader wordt uitgewerkt, is onder meer voor e-boekdiensten en toegangsdiensten tot audiovisuele mediadiensten bepaald aan welke toegankelijkheidseisen uit de bijlagen van de richtlijn moet worden voldaan.

Er gelden vier basisprincipes waaraan producten of diensten volgens de Europese norm moeten voldoen om toegankelijk te zijn, namelijk:

  • Waarneembaar
  • Bedienbaar
  • Begrijpelijk
  • Robuust

De Europese norm voor digitale toegankelijkheid (EN 301 549) bevat vereisten voor ICT-toepassingen om aan deze principes te voldoen. Deze vereisten zijn nader uitgewerkt in de internationale technische standaard voor digitale toegankelijkheid: de WCAG (Web Content Accessibility Guidelines).

Het begrip ‘waarneembaar’ houdt in dat de informatie ook te begrijpen is door iemand die een zintuig mist. ‘Bedienbaar’ houdt in dat iemand het product of de dienst kan bedienen met verschillende hulpapparatuur. ‘Begrijpelijk’ verwijst zowel naar de eenvoudige inhoud van de informatie als naar een logische structuur, zoals die van een webpagina, zodat navigatie intuïtief verloopt. Ten slotte betekent ‘robuust’ dat de dienst goed samenwerkt met hulptechnologieën, zowel nu als in de toekomst. 

Voor wat betreft de toegankelijkheidsvoorschriften geldt dat de dienstverlener zich moet houden aan de regels van het land waar de dienst wordt aangeboden. Dit principe wijkt af van bijvoorbeeld de normen uit de Europese richtlijn audiovisuele mediadiensten, waarin het land van oorsprongsbeginsel geldt. 

Uiteraard ziet het Commissariaat dat er dienstverleners zijn die in meerdere landen actief zijn en waarvoor dit mogelijk ingewikkeld kan zijn. Om de interne markt goed te laten werken, is het belangrijk dat nationale maatregelen worden afgestemd op Europees niveau. We willen voorkomen dat verschillende nationale regels zorgen voor versnippering. Daarom zet het Commissariaat zich in voor een gezamenlijke aanpak op Europees niveau. 

Een dienstverlener kan zich in uitzonderlijke gevallen beroepen op een onevenredige last. Denk bijvoorbeeld aan buitensporige organisatorische of financiële lasten die een dienstverlener zou ondervinden bij het toepassen van toegankelijkheidsmaatregelen die niet evenredig zijn aan het voordeel dat personen met een beperking zouden hebben bij de betreffende toegankelijkheidsmaatregelen.

Bij het beoordelen van de mate waarin de toegankelijkheidsvoorschriften een onevenredige last zouden opleveren, mag de dienstverlener alleen rekening houden met legitieme redenen. Het ontbreken van prioriteit, tijd of kennis is geen legitieme reden. In bijlage VI van de richtlijn staan criteria voor de beoordeling van een onevenredige last. Dienstverleners die zich beroepen op een onevenredige last kunnen hier vanaf 28 juni 2025 een melding van doen via de website van het Commissariaat. Let wel: de dienstverlener moet alsnog de toegankelijkheidsvoorschriften naleven die geen onevenredige last opleveren. Ook moet de dienstverlener de onevenredige last iedere vijf jaar herbeoordelen 

In principe hanteert het Commissariaat dezelfde Toezichtaanpak binnen al zijn toezichtgebieden. Zie hiervoor: CvdM-Toezichtaanpak-2024.pdf  

Een belangrijk uitgangspunt is dat de primaire verantwoordelijkheid voor correcte naleving bij de onder toezicht staande partijen zelf ligt. Eventuele handhaving door het Commissariaat staat altijd in het teken van de bescherming van de publieke waarden van het beleid. Het gaat dan bijvoorbeeld om het beschermen van de belangen van de mediagebruikers. Daarnaast is het belangrijk dat het optreden van het Commissariaat effectief is: het moet ervoor zorgen dat regels weer worden nageleefd en dat herhaling wordt voorkomen. Om te bepalen welk handhavingsinstrument in een specifiek geval wordt ingezet, maakt het Commissariaat gebruik van een getrapt stelsel. Hierbij start het Commissariaat in principe met informele handhaving en wordt er opgeschaald naar formele handhaving als dat noodzakelijk is. ‘Zacht waar het kan, hard waar het moet’, is in dit verband een veelzeggend citaat. 

In zijn Handhavingsbeleid werkte het Commissariaat verder uit hoe hij de inzet van handhavingsinstrumenten ziet.